Drie jaar nadat een consument thuis een overeenkomst tekende voor het plaatsen van nieuwe kozijnen kwam deze consument met de schrik vrij. De schrik was de vordering van de fabrikant om de kozijnen te betalen – en die ging door tot en met het Gerechtshof.
Het Gerechtshof duikt niet meteen in de ‘welles-nietes’ discussie of het een overeenkomst was of een offerte. Want, zo zegt het Gerechtshof, eerst moet worden gekeken waar is getekend. Dat was thuis maar juridisch gezien ‘buiten de verkoopruimte’. En bij een overeenkomst buiten de verkoopruimte hoort het ontbindings/herroepingsrecht van 14 dagen. Het toeval wil dat op de voorgedrukte overeenkomst net die periode van 14 dagen was doorgestreept.
Het Gerechtshof concludeert, niet verrassend, dat de consument niet is geïnformeerd over het herroepingsrecht en dus is verlengd (die verlenging is maximaal 12 maanden). Omdat de consument na 14 dagen, maar binnen die verlengde periode een beroep had gedaan op dat recht, was de overeenkomst vervallen.
De leverancier meende dat sprake was van maatwerk en voor maatwerk geldt een uitzondering – waardoor de consument toch moest betalen.
Uitspraak rechter
Het Gerechtshof erkent het bestaan van de uitzondering, maar benadrukt dat de lat voor maatwerk echt hoog ligt. Volgens de consument werkt de leverancier met standaardprofielen (prefab) en dat geldt niet als maatwerk. Bij gebrek aan een weerlegging door de leverancier concludeert het Gerechtshof dat inderdaad geen sprake is van maatwerk.
De leverancier blijft niet alleen zitten met kozijnen maar moet ook de proceskosten betalen – wat heet een streep door de rekening.